
Zomer 2000. Het is een warme dag en ik sta samen met een jonge collega in opleiding voor de deur van een woning. Hier staat ook een man die vertelt de vader te zijn van de jonge man die op dit adres staat ingeschreven. Hij heeft al twee weken niets meer van zijn zoon gehoord of gezien en kan geen contact met hem krijgen. Dit is niet karakteriserend voor de jonge man. Door de brievenbus hoort de man muziek. Hij geeft ons een foto van een blanke, blozende, blonde stevige man van begin 20.
Samen met de student betreedt ik de woning. Het is verstikkend warm, duister en het stinkt. En ik hoor muziek van de bovengelegen verdieping komen. Ik maan de student achter mij te blijven en we gaan naar boven. Bovenaan de trap staan we recht tegenover een slaapkamer waar de deur wagenwijd van openstaat. Het is daar ook donker en de gordijnen zijn gesloten. Toch ontwaar ik recht voor mij het troosteloze beeld van een ontredderde.
Ik vraag via de porto om een schouwarts en recherche omdat we een overledene hebben. De student nog naast mij kijkt zoekend rond en ik hoor hem zeggen: “Waar dan? Ik zie alleen een zwarte vuilniszak” Hij wil de ruimte betreden en ik leg mijn hand op zijn onderarm om hem tegen te houden. Op dat moment ziet de student het ook. Het is geen vuilniszak, maar het in verre staat van ontbinding zijnde levenloze lichaam van de blanke jongeman die zichzelf aan de balken van zijn slaapkamer heeft verhangen. Ineens dringt de tekst van een nummer dat uit de radio komt aan me op. Wrang en zonder mededogen:
Sunny days Oh Where have you gone? I get the strangest feeling you belong. Why does it always rain on me? Is it because I lied when I was seventeen? Why does it always rain on me? Even when the sun is shining I can't avoid the lightning Oh, where did the blue skies go? And why is it raining so? It's so cold I can't sleep tonight Everybody saying everything's alright Still I can't close my eyes I'm seeing a tunnel at the end of all these lights |

Geen oorlog, of vredesmissies. Twee keer maar was er sprake van een serieus probleem. Een schoorsteenbrand en een zware storm op zee, waarbij we opvarende van een Russisch schip moesten redden. Dat waren ook de enige keren dat ik een bepaalde alertheid voelde. Die alertheid, de adrenaline zocht ik na de Marine bij de politie. En die vond ik.
Dit was niet mijn eerste en het bleek ook niet mijn laatste ‘lijkvinding’. Het komt gewoon geregeld voor. En als me gevraagd wordt (vaak op feestjes) te vertellen wat de meeste indruk op me heeft gemaakt, dan zal dit niet als eerste in mij opkomen.
Misschien wél het aanhouden van een gewapende overvaller, onderop liggen met een stapeltje boze badgasten boven op mij, vechten met een man onder invloed van pillen, of op zéker de keer dat ik twee jonge jongens moest vertellen dat beide ouders waren omgekomen bij een verkeersongeluk.
Maar steeds als ik weer ‘Why does it always rain on me’ van Travis hoor, zie ik . . . een zwarte vuilniszak . . . vol van verdriet, afwijzing, onzekerheid, schaamte, en wanhoop.