“Je doet het voor die vent die naast je zit. Niet voor het geld. Niet voor de politiek.”
Op 4 september 2006, bij het intreden van de schemer, komt de eenheid van Frank van de Looy en Joost Engel onder vuur te liggen in Kandahar, Afghanistan. Het grind op de basis spat alle kanten op. “Was het kantje boord? Moeilijk in te schatten. We dachten: Dit gaat fout. Maar uiteindelijk zijn er geen gewonden gevallen. Wonderlijk. ‘Lucky Dutch’, zo werden we daarna wel genoemd.”
Wapenbroeders. Kameraden. Dat zijn ze sindsdien. Frank: “Ik ga voor Joost door het vuur. Ik ga niet dagelijks op bezoek, maar als hij me midden in de nacht belt en zegt: ‘Ik heb hulp nodig’, dan sta ik naast mijn bed.”
Joost: “Het motto van het Regiment van Heutsz is dat ‘de kracht van een man degene naast je is’. Je moet er van op aan kunnen dat je maten doen wat ze moeten doen. Dat vertrouwen is er. En het is zo vanzelfsprekend dat je er niet bij stilstaat. Ik weet dat als ik zwaargewond ben, Frank me weghaalt uit de vuurlinie en zorgt dat ik hulp krijg. Ik doe dat ook voor hem. Zonder die wetenschap kan je als militair niet functioneren. Kijk, het werk wat wij doen: maanden van huis zijn, dag en nacht op elkaars lip zitten... Je kent elkaar door en door. Soms heb je het gevoel dat je samen alles aankunt. Zo’n vuurgevecht versterkt dat. Later realiseer je je dat je samen in die tent hebt gezeten, je deelt dat en dat schept een band.”
Augustus 2006. Battlegroup 1 van Task Force Uruzgan vertrekt op missie naar Afghanistan. Eind augustus krijgt de eenheid de opdracht een Forward Operation Base (FOB) genoemd ‘Martello’ van de Canadezen over te nemen in de zuidelijker gelegen provincie Kandahar en vervolgens 15 dagen te verdedigen. Frank: “Martello betekent gevechtstoren, maar in werkelijkheid ligt die FOB in een kuil. Eigenlijk hadden we extra ondersteuning nodig, maar dat kregen we niet. Onder het motto: ‘Het moet, dus het kan’ moest de opdracht worden uitgevoerd. Toen wij aankwamen, vertrokken de Canadezen. Ongezien, in het donker. Wij brachten de volgende dag razendsnel alle posten in stelling, zorgden ervoor dat ze iedere minuut van de dag bemand waren en we markeerden de plekken waar vijandelijke beweging mogelijk was rond het kamp: Joshua Tree, Cock Rock, Big Rock en het oord El Bak. We hebben het vermoeden dat de Taliban toen al onze voorbereidingen heeft gevolgd.”
Joost: “Het geluid van vijandelijke vuurwapens kon ik in het begin niet plaatsen. Maar toen RPG-granaten insloegen, werd het in één klap duidelijk. Mijn buddy en ik keken elkaar aan. Een TIC (Troups in Contact). Okay.
We gingen direct plat en trokken ons scherfvest aan. Het schemerde en het licht in onze tent stond aan. Uit. Zo kunnen ze ons niet zien. Je denkt snel. Helder. Je valt terug op wat je hebt geleerd. Dat was belangrijk voor mij, het geeft vertrouwen. Ik zag ook dat de kogels gaten in de tent maakten. Besefte dat die kogels mij ook konden raken. Verder denk je maar een ding: Hoe kan ik bijdragen aan het gevecht?”
Vanaf Joshua Tree wordt er met groot kaliber vuur geschoten. Mortieren en granaten slaan overal in. Iedereen is in dekking. Joost bevindt zich samen met Frank in het regelcentrum, het commandocentra van Martello. Hij stuurt samen met de companiescommandant de eenheid aan. Frank: “Ik word rustig. Ik zing het liedje uit. Normaal ben ik een stuiterbal, maar dan niet… De eerste paar seconden is het schrikmoment. Een schok door je lichaam. Daarna ga ik direct over op automatisme. Ik ben niet bang, en voer mijn skills en drills uit. Je baseert je beslissingen op een momentopname. Pas achteraf denk je wel eens: God, dat had fout kunnen gaan.”
De Taliban vuurt op hen vanuit Joshua Tree en alleen met de laptop van de vuurregelaar kan het benodigde mortiervuur worden gestart op dat punt. Maar die laptop ligt aan de oplader in een tent centraal op het kamp. Een benauwd moment. Zonder het mortiervuur gaan ze het niet redden, weet Frank. De vuurregelaar moet onder zwaar vuur naar de tent rennen om hem op te halen. Dat lukt. Frank: “Ja, ik voelde me kwetsbaar, want de eenheid was kwetsbaar. Als je eigen personeel gewond raakt, snijdt dat dwars door je heen. Dat is met geen pen te beschrijven. Je doet het voor die vent die naast je zit. Niet voor het geld. Ook niet voor de politiek. De politiek heeft ons als middel gekozen om hun eigen doelen te behalen. Ik was 17 toen ik in dienst ging, daar heb je dan nog geen benul van. Maar als ik het leven moet laten voor mijn maten, dan doe ik dat.”
Eindelijk kunnen ze het vuur op Joshua Tree openen met hun machinegeweren. De situatie buigt om. Na drie kwartier tot een uur vuurcontact hebben ze weer overwicht op de Taliban. 70% van hun munitie is opgebruikt. Frank: “Toen het gevecht nagenoeg was gestopt, ben ik op mijn buik gaan liggen. Even rusten. Naast mij lag een Canadese kokkin te huilen onder een deken. Ik viel op mijn helm in slaap…. Dat gaf haar rust. Ze dacht: Dan zal het wel goed komen.” Joost: “We moesten wel stoom afblazen daarna. We rookten als ketters, dat we de dag ervoor gestopt waren deed er even niet meer toe. Ik zag ook opluchting: we hebben het overleefd. In de eenheid is er wel de drang om zo’n ervaring op te doen. Als je daar heel uitkomt, is dat stiekem ook heel gaaf. Valt alles op zijn plek.”
Pas nadat diezelfde nacht een paar F18-gevechtsvliegtuigen op weg naar Kaboel een low fly over verzorgen om zo nog wat extra spierballen te laten zien, stopt het vuren van de Taliban echt. Martello heeft daarna nog een aantal keer onder vuur gelegen. Het werd uiteindelijk een slopende, maar ook mooie maand voor de eenheid van Joost en Frank.
Op 4 september 2006, bij het intreden van de schemer, komt de eenheid van Frank van de Looy en Joost Engel onder vuur te liggen in Kandahar, Afghanistan. Het grind op de basis spat alle kanten op. “Was het kantje boord? Moeilijk in te schatten. We dachten: Dit gaat fout. Maar uiteindelijk zijn er geen gewonden gevallen. Wonderlijk. ‘Lucky Dutch’, zo werden we daarna wel genoemd.”
Wapenbroeders. Kameraden. Dat zijn ze sindsdien. Frank: “Ik ga voor Joost door het vuur. Ik ga niet dagelijks op bezoek, maar als hij me midden in de nacht belt en zegt: ‘Ik heb hulp nodig’, dan sta ik naast mijn bed.”
Joost: “Het motto van het Regiment van Heutsz is dat ‘de kracht van een man degene naast je is’. Je moet er van op aan kunnen dat je maten doen wat ze moeten doen. Dat vertrouwen is er. En het is zo vanzelfsprekend dat je er niet bij stilstaat. Ik weet dat als ik zwaargewond ben, Frank me weghaalt uit de vuurlinie en zorgt dat ik hulp krijg. Ik doe dat ook voor hem. Zonder die wetenschap kan je als militair niet functioneren. Kijk, het werk wat wij doen: maanden van huis zijn, dag en nacht op elkaars lip zitten... Je kent elkaar door en door. Soms heb je het gevoel dat je samen alles aankunt. Zo’n vuurgevecht versterkt dat. Later realiseer je je dat je samen in die tent hebt gezeten, je deelt dat en dat schept een band.”
Augustus 2006. Battlegroup 1 van Task Force Uruzgan vertrekt op missie naar Afghanistan. Eind augustus krijgt de eenheid de opdracht een Forward Operation Base (FOB) genoemd ‘Martello’ van de Canadezen over te nemen in de zuidelijker gelegen provincie Kandahar en vervolgens 15 dagen te verdedigen. Frank: “Martello betekent gevechtstoren, maar in werkelijkheid ligt die FOB in een kuil. Eigenlijk hadden we extra ondersteuning nodig, maar dat kregen we niet. Onder het motto: ‘Het moet, dus het kan’ moest de opdracht worden uitgevoerd. Toen wij aankwamen, vertrokken de Canadezen. Ongezien, in het donker. Wij brachten de volgende dag razendsnel alle posten in stelling, zorgden ervoor dat ze iedere minuut van de dag bemand waren en we markeerden de plekken waar vijandelijke beweging mogelijk was rond het kamp: Joshua Tree, Cock Rock, Big Rock en het oord El Bak. We hebben het vermoeden dat de Taliban toen al onze voorbereidingen heeft gevolgd.”
Joost: “Het geluid van vijandelijke vuurwapens kon ik in het begin niet plaatsen. Maar toen RPG-granaten insloegen, werd het in één klap duidelijk. Mijn buddy en ik keken elkaar aan. Een TIC (Troups in Contact). Okay.
We gingen direct plat en trokken ons scherfvest aan. Het schemerde en het licht in onze tent stond aan. Uit. Zo kunnen ze ons niet zien. Je denkt snel. Helder. Je valt terug op wat je hebt geleerd. Dat was belangrijk voor mij, het geeft vertrouwen. Ik zag ook dat de kogels gaten in de tent maakten. Besefte dat die kogels mij ook konden raken. Verder denk je maar een ding: Hoe kan ik bijdragen aan het gevecht?”
Vanaf Joshua Tree wordt er met groot kaliber vuur geschoten. Mortieren en granaten slaan overal in. Iedereen is in dekking. Joost bevindt zich samen met Frank in het regelcentrum, het commandocentra van Martello. Hij stuurt samen met de companiescommandant de eenheid aan. Frank: “Ik word rustig. Ik zing het liedje uit. Normaal ben ik een stuiterbal, maar dan niet… De eerste paar seconden is het schrikmoment. Een schok door je lichaam. Daarna ga ik direct over op automatisme. Ik ben niet bang, en voer mijn skills en drills uit. Je baseert je beslissingen op een momentopname. Pas achteraf denk je wel eens: God, dat had fout kunnen gaan.”
De Taliban vuurt op hen vanuit Joshua Tree en alleen met de laptop van de vuurregelaar kan het benodigde mortiervuur worden gestart op dat punt. Maar die laptop ligt aan de oplader in een tent centraal op het kamp. Een benauwd moment. Zonder het mortiervuur gaan ze het niet redden, weet Frank. De vuurregelaar moet onder zwaar vuur naar de tent rennen om hem op te halen. Dat lukt. Frank: “Ja, ik voelde me kwetsbaar, want de eenheid was kwetsbaar. Als je eigen personeel gewond raakt, snijdt dat dwars door je heen. Dat is met geen pen te beschrijven. Je doet het voor die vent die naast je zit. Niet voor het geld. Ook niet voor de politiek. De politiek heeft ons als middel gekozen om hun eigen doelen te behalen. Ik was 17 toen ik in dienst ging, daar heb je dan nog geen benul van. Maar als ik het leven moet laten voor mijn maten, dan doe ik dat.”
Eindelijk kunnen ze het vuur op Joshua Tree openen met hun machinegeweren. De situatie buigt om. Na drie kwartier tot een uur vuurcontact hebben ze weer overwicht op de Taliban. 70% van hun munitie is opgebruikt. Frank: “Toen het gevecht nagenoeg was gestopt, ben ik op mijn buik gaan liggen. Even rusten. Naast mij lag een Canadese kokkin te huilen onder een deken. Ik viel op mijn helm in slaap…. Dat gaf haar rust. Ze dacht: Dan zal het wel goed komen.” Joost: “We moesten wel stoom afblazen daarna. We rookten als ketters, dat we de dag ervoor gestopt waren deed er even niet meer toe. Ik zag ook opluchting: we hebben het overleefd. In de eenheid is er wel de drang om zo’n ervaring op te doen. Als je daar heel uitkomt, is dat stiekem ook heel gaaf. Valt alles op zijn plek.”
Pas nadat diezelfde nacht een paar F18-gevechtsvliegtuigen op weg naar Kaboel een low fly over verzorgen om zo nog wat extra spierballen te laten zien, stopt het vuren van de Taliban echt. Martello heeft daarna nog een aantal keer onder vuur gelegen. Het werd uiteindelijk een slopende, maar ook mooie maand voor de eenheid van Joost en Frank.
door Sonja van der Sar