Volgens Coetzee was er eerst muziek en volgde pas daarna de gesproken tekst. Muziek is voor mij veel meer dan geluid en ritme, het is gevoel. Het gevoel dat ik zocht bij het schrijven van mijn tweede boek vond ik steevast in de muziek. Uit de nummers die ik gebruikte tijdens het schrijven van mijn tweede boek, maakte ik een playlist: RAUW!
(de oorspronkelijke titel)
Zes van deze achttien nummers zullen, in willekeurige volgorde, de komende tijd in feuilleton vorm worden gepubliceerd op Your Song. Bij elk nummer heb ik natuurlijk een deel van de bijbehorende passage uit mijn roman toegevoegd. Dit is deel 2.
Op de snelweg trapte hij het gaspedaal van de oude Renault Espace diep in. Maar hoe hard Vik ook trapte, de teller bleef rond de 160 steken.
Vik hield van Rotterdam; het was de enige echte wereldstad die Nederland rijk was. Hier werd gewerkt; de havens waren het oog waarmee Nederland naar buiten keek. Amsterdam was leuk voor kunst, cultuur en de hoeren, maar iedereen die echt iets wilde ging naar Rotterdam, vond hij. Hij passeerde het Noordereiland en reed via de Kop van Zuid langs Katendrecht. Hij zou zo de Waalhaven opdraaien; daar was het ergens in de buurt.
‘Larie!’ riep hij. ‘Fuck, ik zie hier geen kut,’ vloekte hij hardop. Vik liep door tot het einde van de brug, maar Larie zag hij niet. Hij keek naar beneden; een meter of zes onder hem stroomde het zwart glimmende water, dat er uitzag alsof het dunne olie was. ‘De wind maakt het er ook niet warmer op hier,’ zei Vik tegen zichzelf. ‘Larie!’ ‘Majoor, ben jij dat?’ De stem kwam achter Vik vandaan. ‘Larie?’ ‘Ik zit hier, gewoon op de rand van het dok.’ ‘Dat is nogal een ruim begrip, kun je wat specifieker zijn?’ ‘Vanaf de kraan doorlopen tot de punt van het dok.’ Vik liep de brug af en liep voorzichtig langs de rand van het dok naar de plek waar Larie zat. In het begin zag hij niet veel meer dan een zwarte vlek, een soort ineengedoken rots.
‘Mag ik naast je komen zitten?’ Larie antwoordde niet. Hij zat met zijn handen in zijn schoot gevouwen en staarde doelloos voor zich uit. Vik ging naast hem zitten en sloeg een arm om hem heen. In Afghanistan hadden ze net zo gezeten, maar toen had Larie zijn arm om Vik heen geslagen. ‘Heb je nog shag?’ vroeg Vik. Larie keek enigszins verrast opzij. Het was de eerste keer dat ze elkaar aankeken.
‘Jij rookt toch niet?’ ‘Jawel,’ verbeterde Vik hem, ‘vanavond wel.’ Larie trok een baal Javaanse jongens uit zijn zak. ‘Dat rookte ik vroeger ook altijd,’ merkte Vik op, terwijl hij behendig een sigaret rolde. Het was twaalf jaar geleden dat hij voor het laatst had gerookt, maar shag draaien was hij niet verleerd. Zonder op te kijken gaf Larie hem vuur.
‘Moeten we het over die brief hebben?’ vroeg Vik, terwijl de punt van zijn sigaret rood opgloeide. Hij wist dat het in dergelijke situaties vaak het beste was om niet te veel te zeggen. Bovendien wist hij ook niet goed wat hij nu eigenlijk moest vragen. Hij vroeg zich af wat hij zou doen als Larie nu echt zou willen springen. Zou hij hem redden? Wie of wat redde hij eigenlijk, als Larie niet gered wilde worden. Zijn familie en vrienden zouden blij zijn, maar Larie zelf niet. Moest je iemand laten leven die dat zelf niet wilde; was zelfmoord niet net zo’n egoïstische daad als het voorkomen ervan?
Larie schudde zijn hoofd. ‘Nee.’ ‘Weet je wat, we doen het samen, jij en ik. We hadden afgesproken om elkaar nooit in de steek laten, dus nu ook niet.’ ‘Maar jij hebt een gezin.’ ‘En?’ ‘Dat kun je niet maken.’ Larie klonk verontwaardigd. ‘Je kinderen,
je vrouw, ze hebben je nodig. Mij zou niemand missen, maar jou?’
Vik keek opzij en stond op. Hij draaide een kwartslag en opende zijn gulp en pieste vanaf de kant in het water. In de verte zag hij het licht van de Erasmusbrug. Hij keek over zijn schouder naar Larie terwijl hij zachtjes in zijn lul kneep om de laatste druppels te lozen. ‘Mijn kinderen zouden me missen, ja, maar mijn vrouw... mijn vrouw volgens mij niet zo erg. Ze zou me niet missen, omdat ze me niet meer kent. Ze beseft het nog niet, omdat ze denkt dat ik vanzelf weer de oude word. Dat hoe ik nu ben tijdelijk is. Misschien bewijs ik haar wel een dienst.’
De Maas werd even opgelicht door een voorbijvarend schip. Vik ging weer zitten en pakte de shagbaal aan die Larie hem aanbood.