Volgens Coetzee was er eerst muziek en volgde pas daarna de gesproken tekst. Muziek is voor mij veel meer dan geluid en ritme, het is gevoel. Het gevoel dat ik zocht bij het schrijven van mijn tweede boek vond ik steevast in de muziek. Uit de nummers die ik gebruikte tijdens het schrijven van mijn tweede boek, maakte ik een playlist: RAUW!
(de oorspronkelijke titel)
Zes van deze achttien nummers zullen, in willekeurige volgorde, de komende tijd in feuilleton vorm worden gepubliceerd op Your Song. Bij elk nummer heb ik natuurlijk een deel van de bijbehorende passage uit mijn roman toegevoegd. Dit is deel 1.
Uit: Leven na Uruzgan, hfst 13 deel 3 Noorwegen
Vik concentreerde zich op zijn omgeving. Er stond een militaire ambulance klaar om in te grijpen. Aan de rand van de rivier was een tent opgezet waar de damp vanaf kwam. Daar kon je weer opgewarmd worden. Ze hadden hun droge spullen klaar moeten leggen om zo kort mogelijk aan de kou blootgesteld te worden. Zelf stond hij klaar met twee touwen die onder zijn oksels door aan zijn middel waren bevestigd waren aan twee quads met spikebanden. Een aan de voorkant van het wak en een aan de achterkant: als je onder het ijs zou schieten konden ze je er altijd onderuit halen.
Naast het wak stond Sverre. Vik vroeg zich af hoe vaak hij hier al had gestaan op dit brede stuk van de Andselv, zo breed dat het eerder het gevoel opriep op een meer te staan dan op een stuk van de rivier. Hoe vaak was hij zelf al in het kader van lessen of eigen training in het water gesprongen? Zou het hem ook weleens in het echt zijn overkomen, had hij dus volledig onvoorbereid het ijs onder zijn voeten voelen breken en was hij te laat geweest om te voorkomen dat hij het water in zou zakken? Judy en Sorak lagen half slapend naast hem, als hun baasje wegliep namen ze niet de moeite hun kop van hun voorpoten te tillen of hun ogen verder dan half te openen. Ze waren hier al zo vaak geweest dat ze precies wisten hoelang het allemaal zou gaan duren, leek het.
Het was drieëndertig graden onder nul; de zon scheen en weerspiegelde op de sneeuwlaag op het ijs. Als het twee graden kouder geweest was, of er had wind gestaan, hadden ze niet mogen wakduiken; te koud.
De kou was ook wat de meesten het meeste zorgen baarde; niet de kou van buiten maar de kou van het water. Het had Vik verbaasd. ‘Water dat niet bevroren is kan niet kouder zijn dan nul graden,’ had hij gezegd, maar alsof ze hem niet hadden begrepen bleven ze bang voor het moment dat hun lichaam in het koude water zou vallen.
Op de plek dat de rivier smaller werd zag Vik aan weerszijden een pad eindigen, een van de paden die hij eerder ook op de kaart had gezien. Winterbruggen waren hier vrij gewoon. Het ijs werd hier na het invallen van de winter dik genoeg om auto’s te kunnen dragen, en daar maakte de bevolking handig gebruik van. Vik had in het wak gekeken om te zien hoe dik het ijs nu eigenlijk was, maar door de kou had het water een diep donkerblauwe, bijna zwarte kleur en kon je de onderste rand niet eens zien. De brokken die op de kant lagen gaven slechts een indicatie, omdat ze waren gebroken om ze uit het water te kunnen halen.
Hoe langer hij hier stond te wachten des te sterker het verlangen om het wak, dat als een soort donkere deur voor hem lag, in te stappen. Het had iets onvermijdelijks gekregen. De touwen onder zijn oksels, de blikken van de eenheid die op hem waren gericht: hij kon niet meer terug, zelfs niet als hij zou willen en dus wilde hij vooruit, met elke seconde wilde hij meer vooruit. Het deed hem denken aan het laatste bezoek dat hij zijn oma bracht die bijna een jaar geleden was overleden.
‘Als morgen de vakantie afgelopen is,’ had ze gezegd terwijl ze Vik aankeek en zijn hand had vastgehouden, ‘dan is het voorbij.’ Even zocht Vik de ogen van haar dochter, zijn moeder, om erin af te lezen of zij hetzelfde gehoord had als hij. De ogen van zijn moeder waren groot geweest, vol angst, tot oma opeens zei: ‘Dan gaat iedereen weer naar school of aan het werk en komt er geen bezoek meer.’
Ze had het gezegd om haar dochter gerust te stellen, niet voor Vik. Hun blikken hadden elkaar gekruist en haar ogen hadden geen wrok tegen de dood vertoond, hem ondertussen misschien wel als een soort vriend omarmd. Toen ze het ziekenhuis hadden verlaten had zijn moeder nog gevraagd naar de woorden van oma, wat Vik dacht dat ze had bedoeld. Dat was eigenlijk niet meer nodig geweest, want oma was enkele minuten na hun vertrek in slaap gevallen en niet meer wakker geworden. Om tien voor een was ze door de deur gestapt waar ze al die tijd naar had gekeken.