Volgens Coetzee was er eerst muziek en volgde pas daarna de gesproken tekst. Muziek is voor mij veel meer dan geluid en ritme, het is gevoel. Het gevoel dat ik zocht bij het schrijven van mijn tweede boek vond ik steevast in de muziek. Uit de nummers die ik gebruikte tijdens het schrijven van mijn tweede boek, maakte ik een playlist: RAUW!
(de oorspronkelijke titel)
Zes van deze achttien nummers zullen, in willekeurige volgorde, de komende tijd in feuilleton vorm worden gepubliceerd op Your Song. Bij elk nummer heb ik natuurlijk een deel van de bijbehorende passage uit mijn roman toegevoegd. Dit is deel 4.
‘Je kunt van die Afghanen zeggen wat je wilt, maar die kutkinderen daar jankten in ieder geval niet om niks,’ fluisterde Larie. ‘Nog even en dan zijn we in ieder geval van dat gezeik af en kunnen we naar huis.’ Hij wees naar de bagageband, waar nu de eerste tassen op verschenen. ‘Ik rook het al,’ zei Vik. Het oude echtpaar dat zojuist nog naar hun ervaringen had gevraagd keek verbaasd op. ‘Ruikt u niets?’ vroeg Vik. De man snoof en schudde zijn hoofd. ‘Nee, sorry.’ ‘Die zachte zoetige geur is de geur van het Afghaanse woestijnstof dat in onze kleren is gaan zitten.’ Hoewel hij dacht blij te zijn dat hij die woestijn achter zich had gelaten, maakte plotseling een vreemd soort heimwee zich van hem meester.
Langzaam maakte Vik zich klaar om naar de bagageband te lopen. Morgen word ik wakker naast mijn vrouw, gaat mijn uniform uit, loop ik door de stad. Alleen.
Hij voelde een hand op zijn linkerschouder vallen. Hij keek om en zag de uitgestoken grote hand van Leon. Leon en Bob waren, na gewond geraakt te zijn in Afghanistan, naar Kreta gekomen om toch als complete eenheid naar huis te gaan. Vik had ze in Kreta voor het hotel de medaille uitgereikt die de anderen in Afghanistan al opgespeld hadden gekregen. Beiden liepen nog op krukken, en beiden wisten ze ondertussen wat ze zich in Afghanistan nog niet beseften: de verwondingen hadden hun toekomst veranderd. Vik greep de uitgestoken rechterhand van Leon en legde zijn linkerhand op Leons schouder. Ze keken elkaar aan zonder iets te zeggen, en voelden de greep van hun handen langzaam steviger worden. Vik had een diep respect voor Leon, die met zijn gebroken benen toch zijn groep bij elkaar had weten te houden. Met gevaar voor eigen leven was hij op het zwaar beschadigde rupsvoertuig geklommen om een eventuele aanval van de Taliban eigenhandig af te kunnen slaan.
‘Bedankt pik,’ zei Leon. Even had Vik moeite om zijn tranen te bedwingen, maar hij werd net op tijd gered door een vriendelijke en stevige klap op zijn rug. De enorme tassen leken klein bij de lach op de gezichten van de mannen om hen heen. Ze zouden zonder enige schroom de laatste hindernis naar thuis overwinnen door hun vrouw, vriendin, kinderen, ouders, broer of zus te omhelzen.
Hij pakte zijn rugzak, hing hem aan één hengsel over zijn rechterschouder en liep met rechte rug langs de marechaussee met de herdershond door de douane.
Net achter de schuifdeuren bleef Vik even staan. Als een gevangene die werd vrijgelaten nam hij de aankomsthal in zich op. Hier had hij nog overzicht en ruimte, een paar meter voor hem zou dat ophouden. Alsof ze popsterren stonden op te wachten, hadden familieleden, vrienden en collega’s zich achter de in een halve cirkel geplaatste hekken verschanst. Ze hadden bloemen mee, cadeautjes, zakken drop en spandoeken, zag hij. Vik probeerde de teksten op de spandoeken te lezen, maar de meesten hingen als vlaggen op een windstille dag omlaag omdat degene die hem vast moest houden het spandoek inmiddels ingeruild had voor een van de soldaten. Hij herkende hartjes, en de woorden papa, thuis en helden.
Links had hij zijn zus met Fleur en Daan zien staan, dus daar zouden ze ergens moeten zijn. Vik draaide een kwartslag linksom en liep door de opening in het hek. Nu pas zag hij de mensen die hier waren om de gewone reizigers op te halen. Ze stonden op gepaste afstand achter de mensen die voor de militairen waren gekomen, alsof ze zich moesten schamen voor de gedachte dat zij ook iemand hadden moeten missen voor een futiele vakantie of een zakenreis. Van een afstandje zag Vik de blonde haren en het grijze shirtje van Daan op hem af komen rennen. Hij hurkte om hem in zijn armen op te kunnen vangen. Fleur kwam net achter haar broertje aangerend. Ze had twee verschillende veters door haar blauwe All Star gympen geregen, rode en witte. Allebei hielden ze een dunne bamboestok boven hun hoofd, stokken die normaliter gebruikt werden om de kamerplanten overeind te houden. Op de stokken was een groot kartonnen hart geplakt met de tekst: Welkom thuis papa! Voor het eerst zag hij nu ook de blonde haren van Lot, die achter een groep mensen uitbundig naar hem zwaaide.
‘Pap,’ zei Daan, ‘kijk eens naar mijn T-shirt.’ ‘Papa’s Binkie,’ las hij hardop. ‘En bij jou muppet, wat staat er op jouw shirt?’ Fleur antwoordde niet. Ze sloeg slechts haar armpjes om zijn nek en hield Vik stevig vast. Terwijl Vik zich met Daan en Fleur op zijn arm een weg baande naar Lot voelde hij een traan over zijn wang lopen. ‘Hé Blossum,’ zei hij, terwijl hij zijn ogen sloot en zijn lippen zachtjes op die van haar drukte.
‘Ik hou van je,’ fluisterde ze. Zachtjes kneep ze in zijn billen. Dit was zijn moment, hier nu met Lot, Fleur en Daan; de rest van de wereld bestond even niet.