Mei 2009 Zondag:
Ik vertel je dat ik niet kan slapen, ik wíl niet slapen! Ik wil met mijn hoofd op je ontblote borst luisteren naar het kloppen van je hart. Ik wil het geluid in me opnemen, om nooit te vergeten. Ik wil dat het moment stil staat. Zodat ik je nog even bij me heb. Je gaat tenslotte weg, met het vliegtuig, naar het buitenland, enge dingen doen. Oefenen, voor het echte werk. Voor mij is het nieuw, ik weet niet wat me overkomt. Ik moet je morgen gedag zeggen, terwijl pas verliefde stelletjes gewoon pas verliefde stelletjes moeten zijn. Met vlinders in hun buik. Niet die steen, die in mijn buik genesteld zit! Terwijl je me een kus op mijn voorhoofd geeft en me welterusten wenst, hoor ik in de verte de eerste klanken van het bekende lied. Jouw lievelingslied. ‘Slaap maar en rust goed, morgen wordt een lange dag. Niet meer piekeren nu, de wind zal ons dragen’.
Maandag: Je draait je om, voor nog één kus. Daar. In de hal van het vliegveld. Ik wil niet meer, ik wil naar huis. Ik voel me misselijk en de tranen vloeien rijkelijk. Ik heb nog nooit zoiets onnatuurlijks gevoeld als vandaag. Het is raar en we kennen elkaar tenslotte nog maar 4 maanden. Wie ben ik om je zo op te eisen en je gedag te kussen als je hele familie je ook graag gedag wil zeggen? Je gaat me missen zeg je maar dat gaat er bij mij niet in. Je staat tenslotte te glunderen met een glimlach van oor tot oor. Je gaat ervaren wat je tot nu toe alleen op papier hebt kunnen lezen, wat je tot nu toe van anderen hebt vernomen. Je gaat meemaken hoe het is. Je stapt zo in het vliegtuig en neemt je koffer mee, met daarin een stukje van mijn hart. Ik wil het niet. Ik wil het niet maar laat je gaan. Dit is wat je gelukkig maakt. Ik zie het aan je.
Terwijl jij je in een stukje “no man’s land” bevindt, stuur je me een sms.
September 2011
Terwijl jouw wekker me aanstaart met zijn neongroene cijfers en me vertelt dat het 0245u is, dwalen mijn gedachten af naar jou. Vanmorgen ging je weg, voor de zoveelste keer. Bepakt en bezakt met groene tassen en met je baret scheef op je hoofd. Ik heb je boterhammen gesmeerd, omdat jij besloot dat vandaag een mooie dag was om je te verslapen. Ik heb je gedag gekust in mijn pyjama, in de opening van de deur. We kennen de “drill”. We weten hoe het zal gaan en wat we moeten doen.
Over een maand ben je terug. Ik kom wel in mijn ritme maar nu nog even niet. De slaap is ver te zoeken. Dit alles brengt me terug naar toen, terug naar de eerste keer en ik denk aan jou en wat je zei: ‘Niet meer piekeren nu, de wind zal ons dragen’. Ik kijk naar je hepla, boven ons bed. Je hebt er twee dus ik heb er één ingepikt. ‘Een mooi gebaar’ zei je. ‘Als ik er niet ben, dan ben ik er toch’. Ik pak mijn telefoon, zoek het op en zet het op repeat. Jouw lievelingslied.
Januari 2014
Sinds twee dagen ben je weer terug. Het éne moment ging je op je knieën, het volgende moment moest je weg. Weg uit de roze wolk, terug naar je groene wereld. Om te oefenen voor het echte werk. Nu je weer terug bent ligt de hele tafel vol met boeken en papieren, de één nog schreeuweriger dan de ander. Plaatjes van bruiden met diademen, bloemstukken van honderden euro’s, knalroze schoenen en stropdassen. Informatie over het dragen van tenue op je bruiloft, voorbeelden van Pinterest, het maakt me allemaal wat onzeker. Het bespreken van onze dag is niet
niets, er komt meer bij kijken dan ik dacht. Gelukkig hebben we nog even.
Jij daarentegen bent kalm en rustig. Je laat je niet snel van de wijs brengen, dat is je tenslotte aangeleerd in al die jaren waarin jij voor “de baas” werkt. Terwijl ik verzonken ben in een artikel over trouwringen hoor ik op de achtergrond een bekende melodie. Je vraagt me om neer te leggen waar ik mee bezig ben en bij je te komen. Als ik naar je toe loop, pak je me vast. ‘Lief we moeten ook een openingsdans doen, zullen we oefenen? Niet meer piekeren nu, de wind zal ons dragen’. Ineens besefte ik dat ik luisterde naar een lied. Ons lied. Ons lievelingslied.
Ik heb er steun aan als je weg bent en ik niet kan slapen. Of die keer, dat je weg zou gaan maar toch niet ging. Ik heb er steun aan als ik ons koude bed in ga en met mijn gedachten bij jou ben. Ik heb er steun aan als ik ongerust ben en weet dat ik je niet kan bellen. Het leven als thuisfronter is niet altijd makkelijk maar hoor ik dit lied, dan ben ik bij jou.