“Majid was een punt van beschaving in die grote diepe ellende”
Marc Brinkman, nu Kolonel der Mariniers, was in 2003 en 2004 op uitzending in Irak. Als compagniescommandant was hij verantwoordelijk voor het gebied rondom de stad Al Khidr in het zuiden van Irak. Hij werkte daar samen met Majid, de voorzitter van de City Council. “In eerste instantie wilden we samen iets voor elkaar boksen, maar het is verworden tot veel meer. De hoogste vorm van vriendschap is volgens Aristoteles de deugdenvriendschap, dan ben je vrienden omdat je elkaar als mens respecteert. Uiteindelijk kwam het daar op neer. Majid voelde dat ook zo.”
Na de invasie onder leiding van de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk en het omverwerpen van het bewind van Saddam Hoessein, was een uiterst instabiele situatie ontstaan in Irak. De VN-stabilisatiemacht SFIR, waaronder ook Nederland viel, moest daarin verandering brengen. “De veiligheids- en bestuursstructuren waren na de invasie om zeep geholpen, omdat deze corrupt zouden zijn. Doel was om de structuren weer terug te brengen. Daarom werden in de steden City Councils geïnstalleerd. Maar onder de bevolking heerste een tribale structuur, dus bijna alles wat mensen doen, doen ze voor zichzelf, hun familie of voor hun clan. Een City Council is dan al gauw corrupt en verdacht en de situatie per definitie onveilig en onrustig. En mensen hebben niets, dus gaan ze halen bij een ander. De vlam slaat zo in de pan. Dreiging, drama en beschietingen waren aan de orde van de dag.”
Om vat te krijgen op die politiek instabiele situatie kreeg Marc het advies van de politiek adviseur van de bataljonscommandant om contact te leggen met de ‘minst criminele van allemaal, een betrouwbaar type met een hoge functie’. Dat was Majid. “Hij was een bescheiden man, een kop kleiner dan ik en tenger. Met een klein baardje en een rond brilletje. Altijd in pak. Je loopt hem zo voorbij. Majid Abu Abbas heette hij voluit, vader van Abbas betekent dat. Hij had in Engeland gestudeerd en op de koopvaardij als ingenieur gevaren. En hij sprak vloeiend Engels, dus ik had geen tolk nodig om met hem te kunnen praten.
Majid was een heel ingetogen mens. Een intellectueel. Rustig, beschaafd. Dat vond ik mooi. Een soort punt van beschaving in die grote diepe ellende. Daar had ik denk ik behoefte aan. Kijk, je zit in een kamp met militairen op post te kijken naar de boze buitenwereld. Dan is het ook heerlijk om ’s avonds even weg te gaan. Die balans was mooi. Ik kwam daar wel een paar keer per week. Dan werd ik weggebracht, tikte ik op het raam en dan ging dat deurtje open en zat ik daar gewoon een paar uur over van alles te praten. Gewoon bij hem thuis. Zijn zoontje zat ook wel eens bij mij op schoot.”
De eerste keer dat Marc Majid ontmoette, was op een bijeenkomst van de City Council waarbij zijn voorganger afscheid nam en Marc werd geïntroduceerd. “Die collega zat heel anders in de materie, heel westers principieel. Een boerka voor vrouwen dat is toch een drama, vond hij. ‘Hoe jullie vrouwen behandelen is door god geklaagd.’ Dat zei hij ook bij zijn afscheid. Daar waren ze echt ongelooflijk verbolgen over. Dat kon ik wel merken. Majid zei toen tegen hem: ‘Maar die mooie cadeaus die jij net hebt gekregen, zijn wel door onze vrouwen gemaakt.’ Majid probeerde op een nette en beschaafde manier zijn punt te maken. Ik dacht toen: Ja, misschien moeten we wat anders omgaan met die verschillen. Ik heb wel geleerd in al die jaren om niet zo snel te oordelen.”
Twee saillante gebeurtenissen zijn bepalend geweest voor de vriendschap tussen Marc en Majid. Het eerste had te maken met de voormalige voorzitter van de City Council, een soort handelaar annex crimineel die was afgezet, maar nog steeds voor problemen zorgde in de stad. Majid had last van de man, dus Marc besloot hem een bezoekje te brengen. “Wij erheen. Met twee landrovers naar zijn huis. En het geluk wilde dat we hem in zijn onderkleding aantroffen. Hij schrok. Hij vroeg: ‘Wil je thee?’ Ik zei: ‘Nee, ik wil geen thee, ik trek mijn schoenen ook niet uit, maar ik wil wel graag met je praten.’ Hij was compleet uit het lood geslagen. Ik zei: ‘Wij horen dat jij problemen maakt. Jij zit mensen dwars. Zij zijn democratisch verkozen en jij niet. Maar jij zit wel de boel te verstieren. Als je dat nog een keer doet, dan ben je de klos.’ Daar kwam het op neer. Dus ik had dat bij de eenheid bekend gesteld. En bij de eerstvolgende opstand voor de City Council stak die vent zijn kop op. De mariniers zagen hem, hebben hem gelijk geboeid, platgelegd in de landrover en naar mij gebracht. Daarna hebben we minder last van hem gehad.”
Het incident versterkt de band tussen de twee mannen. Majid was buitengewoon dankbaar voor de hulp. Korte tijd later krijgt Majid echter te horen dat hij op hadj mag. De pelgrimstocht naar mekka. “Voor een moslim buitengewoon bijzonder. Maar als voorzitter in een hectische tijd je post verlaten?! Hij kwam naar mij. Wat ik ervan vond? Dat is al best bijzonder. Ik zei: ‘Tja, een keer in je leven… Wat vind jij het belangrijkste?’ Dat was een extreem moeilijk keuze voor hem. Hij moest huilen. Dat was een heftig gesprek. Maar over zijn hele leven gezien, was die hadj belangrijker. Ik stimuleerde hem om daarvoor te gaan, dat heb ik voor hem betekend. Dat paste bij die vriendschap. Steun bieden op een ander level dan puur uit noodzaak of nut.”
Marc belooft de council overeind te houden. Een hele klus, want Majid blijft zes weken weg. “Wat een ellende. Op een gegeven moment had ik de hele City Council voor m’n kamp staan. We kappen er mee, zeiden ze. Ik zei: ‘Jullie gaan terug en gaan die stad runnen.’ In alle omliggende plaatsen waren die councils al gevallen en ik dacht: We gaan dat hier niet laten gebeuren. Dus ik heb een tijdje als schaduwvoorzitter gefungeerd. Ja, dat was op het randje van je mandaat. Maar ja. Anders was de boel zeker geklapt. Ik heb er niets voor teruggevraagd. Ik heb dat gewoon gedaan. We hadden een klik, maar die klik bereik je ook pas als je net iets meer geeft dan strikt protocollair de bedoeling is. Je moet je afvragen hoe neutraal je moet blijven, hoeveel afstand nodig is en in hoeverre je jezelf kunt verbinden zonder zelf chantabel te worden. Maar Majid had veel stress van die baan en ik heb geprobeerd om hem te steunen. Of hij nu zelf corrupt was, dat blijft moeilijk te zeggen, maar hij had echt goede bedoelingen.”
De twee mannen brengen voor Marc’s vertrek samen, zonder beveiliging, een middag door op de landerijen van Majid. Ze bezoeken zijn familie in de woestijn en halen herinneringen op over samen vechten voor de goede zaak. Een afscheid van vrienden en de laatste keer dat ze elkaar spreken. Marc weet niet hoe het hem is vergaan sindsdien. Wat blijft is de herinnering aan een bijzondere vriendschap.
Marc Brinkman, nu Kolonel der Mariniers, was in 2003 en 2004 op uitzending in Irak. Als compagniescommandant was hij verantwoordelijk voor het gebied rondom de stad Al Khidr in het zuiden van Irak. Hij werkte daar samen met Majid, de voorzitter van de City Council. “In eerste instantie wilden we samen iets voor elkaar boksen, maar het is verworden tot veel meer. De hoogste vorm van vriendschap is volgens Aristoteles de deugdenvriendschap, dan ben je vrienden omdat je elkaar als mens respecteert. Uiteindelijk kwam het daar op neer. Majid voelde dat ook zo.”
Na de invasie onder leiding van de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk en het omverwerpen van het bewind van Saddam Hoessein, was een uiterst instabiele situatie ontstaan in Irak. De VN-stabilisatiemacht SFIR, waaronder ook Nederland viel, moest daarin verandering brengen. “De veiligheids- en bestuursstructuren waren na de invasie om zeep geholpen, omdat deze corrupt zouden zijn. Doel was om de structuren weer terug te brengen. Daarom werden in de steden City Councils geïnstalleerd. Maar onder de bevolking heerste een tribale structuur, dus bijna alles wat mensen doen, doen ze voor zichzelf, hun familie of voor hun clan. Een City Council is dan al gauw corrupt en verdacht en de situatie per definitie onveilig en onrustig. En mensen hebben niets, dus gaan ze halen bij een ander. De vlam slaat zo in de pan. Dreiging, drama en beschietingen waren aan de orde van de dag.”
Om vat te krijgen op die politiek instabiele situatie kreeg Marc het advies van de politiek adviseur van de bataljonscommandant om contact te leggen met de ‘minst criminele van allemaal, een betrouwbaar type met een hoge functie’. Dat was Majid. “Hij was een bescheiden man, een kop kleiner dan ik en tenger. Met een klein baardje en een rond brilletje. Altijd in pak. Je loopt hem zo voorbij. Majid Abu Abbas heette hij voluit, vader van Abbas betekent dat. Hij had in Engeland gestudeerd en op de koopvaardij als ingenieur gevaren. En hij sprak vloeiend Engels, dus ik had geen tolk nodig om met hem te kunnen praten.
Majid was een heel ingetogen mens. Een intellectueel. Rustig, beschaafd. Dat vond ik mooi. Een soort punt van beschaving in die grote diepe ellende. Daar had ik denk ik behoefte aan. Kijk, je zit in een kamp met militairen op post te kijken naar de boze buitenwereld. Dan is het ook heerlijk om ’s avonds even weg te gaan. Die balans was mooi. Ik kwam daar wel een paar keer per week. Dan werd ik weggebracht, tikte ik op het raam en dan ging dat deurtje open en zat ik daar gewoon een paar uur over van alles te praten. Gewoon bij hem thuis. Zijn zoontje zat ook wel eens bij mij op schoot.”
De eerste keer dat Marc Majid ontmoette, was op een bijeenkomst van de City Council waarbij zijn voorganger afscheid nam en Marc werd geïntroduceerd. “Die collega zat heel anders in de materie, heel westers principieel. Een boerka voor vrouwen dat is toch een drama, vond hij. ‘Hoe jullie vrouwen behandelen is door god geklaagd.’ Dat zei hij ook bij zijn afscheid. Daar waren ze echt ongelooflijk verbolgen over. Dat kon ik wel merken. Majid zei toen tegen hem: ‘Maar die mooie cadeaus die jij net hebt gekregen, zijn wel door onze vrouwen gemaakt.’ Majid probeerde op een nette en beschaafde manier zijn punt te maken. Ik dacht toen: Ja, misschien moeten we wat anders omgaan met die verschillen. Ik heb wel geleerd in al die jaren om niet zo snel te oordelen.”
Twee saillante gebeurtenissen zijn bepalend geweest voor de vriendschap tussen Marc en Majid. Het eerste had te maken met de voormalige voorzitter van de City Council, een soort handelaar annex crimineel die was afgezet, maar nog steeds voor problemen zorgde in de stad. Majid had last van de man, dus Marc besloot hem een bezoekje te brengen. “Wij erheen. Met twee landrovers naar zijn huis. En het geluk wilde dat we hem in zijn onderkleding aantroffen. Hij schrok. Hij vroeg: ‘Wil je thee?’ Ik zei: ‘Nee, ik wil geen thee, ik trek mijn schoenen ook niet uit, maar ik wil wel graag met je praten.’ Hij was compleet uit het lood geslagen. Ik zei: ‘Wij horen dat jij problemen maakt. Jij zit mensen dwars. Zij zijn democratisch verkozen en jij niet. Maar jij zit wel de boel te verstieren. Als je dat nog een keer doet, dan ben je de klos.’ Daar kwam het op neer. Dus ik had dat bij de eenheid bekend gesteld. En bij de eerstvolgende opstand voor de City Council stak die vent zijn kop op. De mariniers zagen hem, hebben hem gelijk geboeid, platgelegd in de landrover en naar mij gebracht. Daarna hebben we minder last van hem gehad.”
Het incident versterkt de band tussen de twee mannen. Majid was buitengewoon dankbaar voor de hulp. Korte tijd later krijgt Majid echter te horen dat hij op hadj mag. De pelgrimstocht naar mekka. “Voor een moslim buitengewoon bijzonder. Maar als voorzitter in een hectische tijd je post verlaten?! Hij kwam naar mij. Wat ik ervan vond? Dat is al best bijzonder. Ik zei: ‘Tja, een keer in je leven… Wat vind jij het belangrijkste?’ Dat was een extreem moeilijk keuze voor hem. Hij moest huilen. Dat was een heftig gesprek. Maar over zijn hele leven gezien, was die hadj belangrijker. Ik stimuleerde hem om daarvoor te gaan, dat heb ik voor hem betekend. Dat paste bij die vriendschap. Steun bieden op een ander level dan puur uit noodzaak of nut.”
Marc belooft de council overeind te houden. Een hele klus, want Majid blijft zes weken weg. “Wat een ellende. Op een gegeven moment had ik de hele City Council voor m’n kamp staan. We kappen er mee, zeiden ze. Ik zei: ‘Jullie gaan terug en gaan die stad runnen.’ In alle omliggende plaatsen waren die councils al gevallen en ik dacht: We gaan dat hier niet laten gebeuren. Dus ik heb een tijdje als schaduwvoorzitter gefungeerd. Ja, dat was op het randje van je mandaat. Maar ja. Anders was de boel zeker geklapt. Ik heb er niets voor teruggevraagd. Ik heb dat gewoon gedaan. We hadden een klik, maar die klik bereik je ook pas als je net iets meer geeft dan strikt protocollair de bedoeling is. Je moet je afvragen hoe neutraal je moet blijven, hoeveel afstand nodig is en in hoeverre je jezelf kunt verbinden zonder zelf chantabel te worden. Maar Majid had veel stress van die baan en ik heb geprobeerd om hem te steunen. Of hij nu zelf corrupt was, dat blijft moeilijk te zeggen, maar hij had echt goede bedoelingen.”
De twee mannen brengen voor Marc’s vertrek samen, zonder beveiliging, een middag door op de landerijen van Majid. Ze bezoeken zijn familie in de woestijn en halen herinneringen op over samen vechten voor de goede zaak. Een afscheid van vrienden en de laatste keer dat ze elkaar spreken. Marc weet niet hoe het hem is vergaan sindsdien. Wat blijft is de herinnering aan een bijzondere vriendschap.
Door Sonja van der Sar